/

In gesprek met Gertrude over haar nieuwe roman

Slotakte. Geschiedenis van mijn dood.

De dood is een lastig onderwerp. Meestal spreken we er pas over als deze voor de deur staat en zelfs dan wordt niet alles uitgesproken over wat we denken en voelen. In de roman Slotakte. Geschiedenis van mijn dood volgen we het proces van Elsie de Vries die de dood toelaat in haar leven en tot de conclusie komt dat haar leven ‘volleefd’ is.

Wat is de aanleiding dit boek te schrijven?

De belangrijkste aanleiding dit boek te schrijven is het schrijven zelf. Na mijn pensionering ontdekte ik het genoegen van het schrijven van zowel fictie als non-fictie en volgde ik een aantal schrijfcursussen o.a. aan de Schrijversacademie in Amsterdam. Ik kreeg er steeds meer lol in. In mijn arbeidzame leven had ik vooral beleidsplannen, offertes, rapportages en andere zakelijke teksten geschreven. Dat voelde meer als ballast dan als plezier.

Naast het schrijven zelf moet het onderwerp waarover ik schrijf me na aan het hart liggen. Mijn eerste boek behandelde de problematiek van het oud worden, omdat ik daar zelf mee te maken kreeg en ik me afvroeg waarom we met ouderen en oud zijn omgaan zoals wij dat hier in het westen doen. Het huidige boek gaat over de dood, over een levenseinde in eigen regie bij een voltooid leven. Naarmate ik ouder word vind ik het belangrijk de dood, die ervoor iedereen aankomt, wat meer in mijn leven toe te laten. Eigenlijk als onderdeel van het leven. In de loop der tijd heb ik daar ook duidelijkere opvattingen over gekregen.

Er zijn veel non-fictie boeken over dit thema. Waarom een roman?

Na mijn eerste publicatie dat een non-fictie werk is en dus vooral beschouwend, wilde ik graag helemaal in de huid van een personage kruipen. Vandaar een roman. Ik denk dat je in een roman dichter bij de overwegingen en emoties van personages kunt komen en de ontwikkeling die iemand doorloopt van binnenuit voelbaar kunt maken. Daar heb ik naar gestreefd in Slotakte.

Wat wil je meegeven, vertellen met het boek?

Ik heb geprobeerd het proces te beschrijven dat iemand kan gaan die uiteindelijk tot de conclusie komt dat haar leven is voltooid. Volleefd zoals Elsie, het hoofdpersonage, zelf zegt. Er zit een zekere schoonheid in die ontwikkelingsgang. Het besef dat haar leven ‘volleefd’ is geeft haar rust.

Ik ben opgegroeid met de idealen van de jaren ’60 en ’70, waarin autonomie en zelfbeschikking hoog in het vaandel stonden. Ik vind het belangrijk dat mensen waardig kunnen sterven en dat betekent dat ze zelf moeten kunnen beslissen hoe hun levenseinde eruitziet. Mijn leven, maar ook mijn dood is van mij. Om die reden ben ik voor alle vormen van autonomie; voor euthanasie, voor voltooid leven én voor een legaal te verkrijgen laatste wil middel. En omdat op een waardige manier te doen in het bijzijn van geliefden is het van belang dat hulp bij zelfdoding niet strafbaar is.

Het hoofdpersonage van je roman, hoe gaat zij hiermee om?

Bij Elsie begint het besef te sluimeren dat zij haar tijd aan het uitzitten is. In algemene zin praat ze met gelijkgestemden over het onderwerp ‘levenseinde in eigen regie’, maar met het bespreken van het onderwerp in familie- of vriendenkring is zij terughoudend. Ze is conflict vermijdend, bang dat erover heen gepraat wordt. In haar nog fragiele denken omtrent het onderwerp kan ze geen tegenwind gebruiken. Heel voorzichtig brengt ze het thema ter sprake bij haar beste vriend Harm.

‘De zinloosheid van mijn aanwezigheid hier dringt zich op. De lol is eraf. Op een toekomst verheug ik me niet. Niemand zit op mij te wachten. Er wordt geen bijdrage meer van mij verlangd en het lukt me nauwelijks verbeeldingskracht op te brengen om me met wat dan ook te verbinden.’

Als zij verder in haar denkproces is, besluit ze haar neef en enige familielid Thomas, op wie ze erg is gesteld, niet in te lichten.

Geschiedenis van mijn dood is de ondertitel. Hoe kwam je op het idee haar verhaal te vertellen en waarom op deze manier?

Ik was al langer in mijn hoofd bezig met het onderwerp dood in eigen regie. Het concrete idee ontstond toen ik een zomerretraite deed in het Gaia House in Devon. Naast het gebouw waar de bijeenkomst was lag een klein, middeleeuws, echt Engels kerkje op een heuvel omgeven door oude graven die kriskras over het terrein waren verspreid. Ik vond er een grafmonument van tien Engels nonnen en tot mijn grote verbazing was er een grafsteen waarop mijn voornaam stond gebeiteld sister Gertrud. Het voelde alsof ik daar begraven lag. Op dat moment wist ik dat ik wilde schrijven over een vrouw die in Devon geboren is en deze streek nog een keer bezoekt voordat ze doodgaat. Links en rechts van sister Gertrud stonden de grafstenen van sister Elsie en sister Julia. Het zijn de namen geworden van het hoofdpersonage en haar zus.

Bij het schrijven werd me langzamerhand duidelijk dat ik graag wilde vertellen hoe zo’n proces om te willen sterven in eigen regie kan verlopen zonder dat daar dramatisch over gedaan hoeft te worden. Het hoofdpersonage voelt zich opgelucht als zij het besluit heeft genomen. Daarvoor wilde ik echt helemaal in de huid kruipen van het hoofdpersonage en om die reden heb ik ervoor gekozen het personaal perspectief te gebruiken d.w.z. het verhaal te vertellen vanuit de ‘ik’ persoon.

Is de hoofdpersoon gebaseerd op jou zelf?

Die vraag had ik al verwacht. De ideeën die ik over het onderwerp levenseinde in eigen regie heb komen grotendeels overeen met de denkbeelden van Elsie, het hoofdpersonage. Er zijn vast nog meer overeenkomsten tussen Elsie en mij, hoewel ik die niet een, twee, drie kan opnoemen. Ik denk dat ik minder conflict vermijdend ben dan Elsie en… ik wil nog niet dood.

Naast een voltooid leven, dood in eigen regie is het haperende geheugen dat herinneringen kleurt bij het verstrijken van de tijd een thema in het boek. Daar betrap ik mezelf ook wel op. Veel meer dan vroeger ben ik met herinneringen bezig die soms verloren lijken te zijn gegaan, maar soms ook weer opduiken, waarbij dan de vraag naar voren komt of ik het me wel goed herinner. Uit de literatuur die ik heb bestudeerd over het geheugen komt naar voren dat het veranderende perspectief wat je krijgt op oudere leeftijd de herinneringen inkleurt. Douwe Draaisma heeft daar veel over gezegd in zijn boek De heimweefabriek, geheugen, tijd en ouderdom uit 2018.

Kun je iets vertellen over het schrijfproces van dit boek?

Sinds het schrijven van mijn eerste boek heb ik de gewoonte om me eens in de maand een werkweek op te sluiten om te schrijven. Dat zijn mijn schrijfweekjes. Ik wil dan weinig tot niets te maken hebben met de buitenwereld en kan ik me helemaal concentreren op waar ik mee bezig ben.

Toen ik eenmaal de rode draad van deze roman in grote lijnen had vastgesteld, kon ik beginnen met schrijven en ik betreed dan een soort parallel leven waarbij ik helemaal onderduik in het leven van in dit geval het hoofdpersonage Elsie. Dat zijn heerlijke uren. Er zijn dagen dat ik 1000 woorden schrijf, maar ook dagen dat het veel minder is. Als ik een substantieel deel heb geschreven ga ik zitten schrappen en schuiven en bouw ik zinnen alsnog om. De meeste uitdaging zat in het zoeken naar een evenwicht tussen reflectie en handeling van de hoofdpersoon om op die manier de lezer te verleiden het thema levenseinde in eigen regie te verkennen. Het is daarom een roman geworden waarin niet alleen gehandeld, maar ook gedacht en gereflecteerd wordt op een voorbij leven.

Wat vind jij hoe wij als samenleving omgaan met het onderwerp levensbeëindiging bij een voltooid leven? En überhaupt hoe we omgaan met de dood?

Om met het laatste te beginnen.

In mijn vorige boek over oud worden constateer ik dat doodgaan in onze huidige samenleving geen gespreksonderwerp is. Van onze dood kijken we liever weg. De dood in de ogen zien, leren begrijpen als een deel van het leven is niet iets waar we goed in zijn. De eindigheid is moeilijk te accepteren. We zijn doodsbang voor de dood. Dick Swaab heeft eens voorgesteld dat zoals alle nieuwkomers een inburgeringscursus moeten volgen ouderen zouden moeten uitburgeren, waardoor een gesprek over het eigen levenseinde normaler wordt.

Ik denk dat de dood meer een metgezel moet zijn in het leven waardoor de angst ervoor verdwijnt. Het van binnenuit accepteren dat het leven eindig is, maakt nederig. We verliezen dan het gevoel van alsmaar te moeten strijden om jong te blijven of het leven te verlengen. Leven is loslaten. Het maakt vrij.

Wat betreft levensbeëindiging bij een voltooid leven onderschrijf ik alle punten uit het Manifest van de Coöperatie Laatste Wil: een menselijk en waardig einde op een zelfgekozen moment. Veel meer kan ik er niet over zeggen. Niemand kan voor een ander bepalen of het leven nog aanvaardbaar is. Dat kun je alleen zelf. Door te beschikken over een humaan laatste-wil-middel betekent iedere dag dat ik het niet inneem, ik nog kies voor het leven. Dat is de opbrengst van nadenken over de dood. Denken aan zelfdoding kan levensbeschermend zijn. Het huidige maatschappelijk denken zet ons op het verkeerde pad. De dood moet overwonnen worden. Vroeger had die gedachte een religieuze basis, en richtte de mens zich met ziel en zaligheid op het leven na de dood. Nu heeft ze ook nog een medisch-technologische basis: de dood moet, ook bij zieke of levensmoede mensen zo lang mogelijk uitgesteld.

Hoe leeft dat voor jou, een bewust gekozen levenseinde?

Na wat ik hiervoor heb gezegd moge duidelijk zijn waar ik sta. Ik heb het middel in huis. Hoewel ik hoop nog láng niet dood te gaan, geeft dat rust.

De uitspraak van Lucius Annaeus Seneca Bij een goed leven hoort een goede dood staat als motto aan het begin van je boek. Licht eens toe.

Seneca leefde rond het begin van onze jaartelling.  Hij worstelt met het ouder worden en met zichzelf. Maar in plaats van die emoties weg te stoppen of te negeren, probeert hij met ze om te gaan, ze te begrijpen en ze een plek te geven. Hij vindt dat mensen hun tijd goed moeten gebruiken. Daar hoort voor hem ook bij dat we de dood voor ogen moeten houden. Hij vond als stoïcijn, dat je niet te veel waarde aan het leven moet hechten, omdat het leven op zichzelf geen doel mag zijn. Aan zijn vriend Lucillius schrijft hij:

‘Wat geldt voor een toneelstuk, geldt ook voor het leven: het gaat er niet om hoe lang het duurt, maar hoe goed de opvoering is. Het maakt niets uit op welk punt je stopt. Stop waar je wilt, zorg alleen voor een goede slotscène.’

In de roman laat Elsie zich ook inspireren door uitspraken van Nietzsche. Hij betoogt dat een mens moet leren sterven, zodat hij/zij weet wanneer het juiste tijdstip gekomen is. Dus niet te vroeg, maar zeker niet te laat.

Hoe denk jij dat we met elkaar, heel praktisch, een zelfgekozen levenseinde ‘gewoner’ kunnen maken?

Ik heb er een hard hoofd in dat dat op korte termijn zal lukken. Zolang we vooral bezig zijn het leven op te rekken en verouderingsdeskundigen ons willen laten geloven dat we minstens honderdjaar kunnen worden in goede gezondheid om daarna pijnloos en snel te sterven, is de focus vooral daarop gericht. Zoals ik al eerder vertelde is doodgaan in onze huidige samenleving geen gespreksonderwerp. Het is vooral die mindset die moet veranderen.